In Delden waart de geest van barones Marie

Nergens zijn de tuinen mooier dan in Delden. Stad en bewoners slepen de mooiste prijzen in de wacht. Hier krijgt het mos geen kans, zelfs de uitgebloeide bloemen hebben nog allure….
Er ligt tussen Dinkel en Regge een land, Ons schoone en nijvere Twente, Het land van den arbeid, het land der natuur, Het steeds onvolprezene Twente. Daar golft op de esschen het goudgele graan, Doet ‘t snelvlietend beekje het molenrad gaan, Daar ligt er de heide in ‘t paarsroode kleed, Dat is ‘t ons zoo dierbare Twente. (Twensch volkslied van J.J. van Deinse)
VERMOEDELIJK hier ergens, op de Noorderhagen, waar nu volkstuintjes liggen, kwam ze elke zondag uit de bossen, passeerde ze de voormalige stadsgrenzen en liep ze via een paar achterafstraatjes naar de Oude Blasius in Stad Delden. Marie Amélie Mechtild Agnès barones Van Heeckeren van Wassenaer-gravin Van Aldenburg Bentinck stapte via haar eigen ingang de hervormde kerk binnen waar ze plaatsnam op haar eigen bank. Niemand die het waagde daar te gaan zitten. Zelfs na de dood van de laatste eigenaresse van Twickel, in 1975, ploffen alleen onwetende toeristen neer op de familiekerkbank.
De band tussen kasteel en stad mag op deze plaats verdwenen zijn, op tal van andere plekken in Delden is die nog duidelijk aanwezig. Een mooi voorbeeld is de Hengelosestraat, waar de bomen van het landgoed zich de stad in persen. Het is de combinatie van dat parkachtig landschap, met openbaar groen en de fraaie particuliere tuinen waarmee Delden vorig jaar Europe’s Floral Champion is geworden bij de wedstrijd Entente Florale. Delden glundert nog een beetje na, want niet eerder slaagde een stad of dorp uit Nederland erin eerste te worden.
Het heeft Delden eigenlijk weinig moeite gekost de prijs in de wacht te slepen. Natuurlijk, de straten moesten geveegd worden en dan zou het onzinnig zijn geweest dat te doen nádat de jury op inspectie was geweest. Ruim voor die tijd hadden ambtenaren – geheel vrijwillig – al huis-aan-huis enveloppen met zaadmatjes bezorgd. En dus stonden de margrieten, klaprozen en tal van andere veldbloemen er uitbundig bij toen er werd gejureerd. Extra kosten voor de gemeente: 25 duizend gulden.
Het moet even gezegd: het is Stad Delden die de prijs in de wacht sleepte. De stad (665 jaar stadsrechten) wordt aan drie kanten omgeven door Ambt Delden dat uit de buurtschappen en kernen Deldenerbroek, Deldeneresch, Zeldam, Wiene, Azelo, Hengevelde en Bentelo bestaat. Stad (7500 inwoners) en Ambt (5500 inwoners) vormden tot in de Napoleontische tijd een eenheid, in 1818 werden ze gesplitst.
Maar ambt of stad, zeg Delden en Twickel klinkt. De talrijke huizen met de zwart-witte luiken in het stadje zijn van Twickel, zo niet, dan wordt in elk geval de grond gepacht. Leverancier van de verf die nodig is voor een nieuwe schilderbeurt is de rentmeester, in het kantoor tegenover het kasteel. Nog tijdens haar leven heeft barones Marie gebouwen en grond in een stichting ondergebracht. Een vleugel van het kasteel wordt bewoond door een achterneef en zijn gezin.
Het kasteel is niet toegankelijk. De tuin en de ‘oranjerie’ – met theeschenkerij – wel, van pakweg Pinksteren tot en met de herfstvakantie. De tuin bestaat uit een formeel gedeelte, een in 1791 aangelegd bergje, een wildbaan, voormalige rozentuin en een rotstuin die is aangelegd door de laatste eigenaresse van Twickel.
Half oktober gaan de sinaasappelbomen, die het pad naar de oranjerie markeren, naar binnen. Sommige waren al honderd jaar oud toen ze in 1815 werden aangekocht in Oranjewoud bij Heerenveen, het vroegere bezit van de Friese Oranjes. Het binnenhalen gebeurt tegenwoordig met een vorkheftruck, vroeger werden ze door zestien man boom voor boom de oranjerie binnengetild. Van de vruchten, die in het Nederlandse klimaat pas na drie jaar rijp zijn, maken vrijwilligers marmelade die op de kerstmarkt wordt verkocht. Er is ook nog een ommuurde moestuin, die momenteel wordt gerestaureerd, onder meer met subsidie van de Europese Unie.

Schuin tegenover de moestuin ligt Wendezoele, een museumboerderij, waar vrijwilligers het leven van het gewone volk in herinnering houden. Bijna ongemerkt laten ze zien waarom Twickel, vierduizend hectare groot met daarop tweehonderd boerderijen en woningen, kon uitgroeien tot een van de grootste particuliere landgoederen van Nederland. In een sombere plaggenhut, nog kleiner dan een gemiddelde woonkamer van nu, leefden mens en dier samen. Op zaterdagavond werden met zand uit Bentelo figuren uitgestrooid op de lemen vloer. Dat was niet alleen mooi voor de zondag, de rest van week werd erover gelopen en schuurde het fijne zand de vloer schoon.
De plaggenhut ligt verscholen in het coulissenlandschap. Houtwallen met eikenbomen ertussen verdelen de landbouwgrond en dienen tegelijkertijd als veekering. Op enige afstand van een boerderij staat een iemenschoer, een schuur voor bijen, met de opening richting zuidoosten, de kant waarvan de bijen komen aanvliegen.
Even ten oosten van Stad Delden loopt de Twickeler Vaart. Het is niet meer dan een sloot, die bijna schuil gaat achter een rij bomen. Carel George graaf van Wassenaer-Obdam liet in 1771 beginnen met het graven van de vaart, wat met de hand gebeurde. Delden kreeg daarmee verbinding met het drukbevaren Reggestelsel en uiteindelijk met de Noordzee. En zo leverden de boeren uit Twente ganzen aan, die naar Engeland werden geëxporteerd.
Om de hoek staat een oude houtzaagmolen, die omstreeks 1771 per schip uit de Zaanstreek is aangevoerd. Het molengedeelte is verdwenen, maar sinds de zagerij 25 jaar geleden is gerestaureerd, wordt er weer gezaagd. Vrijwilligers doen de eenvoudige klussen voor Twickel. Vooral dennenbomen worden – met behulp van een electromotor, maar hopelijk ooit weer op stoom, zoals vroeger – tot planken gezaagd, die op het landgoed worden gebruikt om afrasteringen te repareren. ‘Moeilijker’ hout, zoals eiken, wordt in de naastgelegen moderne zagerij gezaagd.
Achter de zagerij, aan de Zaagmolenweg 3, ligt de mooiste tuin van Delden. Een gazon waar mos zich niet zou durven wagen, en wat er niet meer bloeit wekt tenminste de schijn dat het niet lang geleden is dat het heeft bijgedragen aan de kleurenpracht van deze tuin. De bewoners slepen met regelmaat de prijs van de jaarlijkse tuinkeuring in de wacht. Logisch eigenlijk, want hier woont een oud-tuinman van Twickel.
Maar ook in het centrum van Delden is er nog altijd wat wedstrijdgevoel te bespeuren. Zo hangen in het wijkje achter de Oude Blasius bakken vol petunia’s aan de muren van de huizen. Hier en daar staan potten bolchrysanten naast een voordeur. ‘Een uiting van het wij-gevoel dat door het meedoen aan de Entente alleen maar is versterkt’, meent burgemeester Drost van de stad.
Eeuwig zonde dat in de jaren zeventig een rondweg is aangelegd die Delden en Twickel van elkaar scheidt. Misschien heeft de jury deze – op sommige plaatsen verdiept aangelegde – hindernis over het hoofd gezien. Aan de andere kant, het paadje van de barones mag deels verdwenen zijn, Stad Delden heeft er op het Rentmeesterslaantje een fietsers- en voetgangerstunneltje voor teruggekregen. En daarmee is het kasteel op loopafstand gebleven.

(Bron: Volkskrant 24 oktober 1998 geschreven door Nanda Troost)